Twee genezingen

2 May 1993, 03:32

[nav Luc 7:1-17]
vs. 1 al Zijn woorden, nl. de Bergrede

Twee schriftgedeelten, twee wonderbaarlijke genezingen achter elkaar. Verschillende dingen vallen ons op.
In het eerste stuk lezen we over een Centurion, een Romein, die een zieke knecht heeft; zo ziek is hij, dat men voor zijn leven vreest. De hoofdman was echter op zijn dienstknecht zeer gesteld en uitgerekend deze Romein, deze heiden nota bene, wist dat één woord van de Here Jezus zou volstaan om de knecht te genezen.
Hij was wat sommigen nu zouden noemen een Israel-vriend; hij hield van het Joodse volk. Hij had uit eigen zak de synagoge van Kapernaum gebouwd. Hij eigende zich niets toe: Hij laat later via zijn vrienden weten, dat hij niet waardig was, dat de Here Jezus onder zijn dak zou komen. Maar hij weet: Als Jezus zegt “wordt beter”, dan wordt de knecht beter, even goed als zijnondergeschikten onherroepelijke gehoorzaamheid aan hem verschuldigd zijn.
Zo centraal staat het geloof van deze hoofdman van Kapernaum, dat we bij Lukas niet lezen, dat de Here Jezus dit woord ook werkelijk uitspreekt; toen de boodschappers terug kwamen vonden zij de slaaf gezond. De Here Jezus verwondert zich over dit grote geloof en houdt het de schare voor: “Ik heb zo groot een geloof zelfs in Israel niet gevonden.”

De opwekking van de jongeling te Nain vertelt echter een ander verhaal. Daags na het voorval in Kapernaum gaat de Here Jezus naar de stad Nain, in het zuiden van Galilea. En juist buiten de stad komt Hem een begrafenisstoet tegemoet: Een weduwe heeft haar eniggeboren zoon verloren.
Hier lezen we niet van smeekbeden, aan de Here Jezus gericht – in groot of klein geloof. Hier is het de Here zelf, die met innerlijke ontferming over haar bewogen werd. Als een soort vooruitwijzing naar wat in Openbaring 21:4 staat: “En God zal alle tranen van hun ogen afwissen; en de dood zal niet meer zijn.” Zo zegt de Here Jezus tegen de weduwe, ‘Huil maar niet’. Hij pakt de baar vast, roept de begrafenis als het ware een halt toe, en zegt: “Jongeling, Ik zeg u, staat op.”
Met eerbied gesproken, de Heere God weet wat het is, om een eniggeboren Zoon te verliezen. Hij weet het, en toch heeft de Heere de wereld zo lief gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft. Wat mogen we hier getuige zijn van de onvoorstelbaar grote liefde van God en de Here Jezus.

Een ding nog valt ons op. Het stuk van de hoofdman te Kapernaum is ook door Mattheus beschreven, het tweede over de jongeling te Nain niet. Dat heeft alleen Lukas ons verteld. Er wordt wel gezegd, dat Mattheus met name voor de Joden schrijft en dat Lukas zich in de eerste plaats tot de wereld richt. Wat een rijke boodschap voor die wereld hebben wij dan, dat er een Here Jezus is, de Zoon van de levende God, die met innerlijke ontferming is bewogen over ons verdriet; zelfs als dat verdriet ons zo bezig houdt, dat we alleen aandacht hebben voor de baar, en niet zien dat de Heer ons tegemoed komt…

admin

,

---

Newer »