Preek/Lezing

Overzicht | Zoeken | Reeksen || Vorige | Volgende
Type Datum Spreker Thema opm
preek 2007-12-23 17:00:00 prof. dr. A. de Reuver (Delft)

Tekst: Schriftlezing: Geluid: Reeks:
Jes 45:15,19 Jes 45:1-25 2007-12-23.1713.mp3 (Preek, 16kPro, 6.0Mb)
2007-12-23C.175.mp3 (Hele dienst CD kwaliteit, 48kPro, 26.7Mb)
2007-12-23T.171.mp3 (Hele dienst, 16kPro, 10.5Mb)

Edit| EditReeks
Samenvatting:
Martin Buber vertelt een verhaal over een Joodse rabbi Baruch. En zijn kleinzoon Jecheël. Ze speelden verstoppertje. Maar niemand kwam hem zoeken. Het duurde maar, op het eind kwam hij maar te voorschijn. Niemand was er te bekennen. Ze hadden hem niet gezocht. Huilend kwam hij de kamer binnen van Baruch. Ik heb me verstopt maar ze zochten me niet. Grootvader Baruch huilde ook: dat zegt de Heere ook: Ik heb me verborgen, maar wie zoekt Mij?
God verstopt Zich maar wil gevonden worden. Zullen wij opzoek gaan naar deze verborgen God? Israëls God die Zich verborgen houdt. Spreekt het u niet aan? “Bij advent gaat het toch om een God die Zich wegschenkt?” Maar wat verborgen is, is niet absent.

In dit hele hoofdstuk is God aan het woord, door de profeet. In dit 15e vers komt Jesaja plotseling zelf voor de dag, met een woord tot God gericht. Het was steeds: Ik zal, Ik zeg. Maar dan: Voorwaar Gij zijt een God, die Zich verborgen houdt. Een hartenkreet, een aanbidding.
Stel u voor, Israël kwijnt weg in ballingschap. De vijanden hebben het voor het zeggen, en dan is er die boodschap uit de hemel. Het loopt God niet uit de hand, Hij handelt. Vrijmachtig. Maar bevreemdend. Vreemde middelen gebruikt Hij. Hij neemt Kores in dienst als zijn gezalfde; zijn Messias, staat er in het Hebreeuws! Al de politiek is in Zijn hand. Ik formeer het licht en de duisternis, Ik maak de vrede en Ik schep het kwaad. Ik doe al deze dingen. Israël, meent u dat Mij iets uit de hand liep?
Is God dan de auteur van het kwaad? Maak geen dogmatische constructie van deze tekst. Het woord wil zeggen: In alles heb Ik de hand. Jesaja kan het niet meer voor zich houden: U bent een God die Zich verborgen houdt: U gaat Uw eigen gang, dat is Zijn stijl, Zijn patroon. Wij zien de onderkant daarvan alleen!
Wie had het immers kunnen bevroeden dat Israël Egypte zou kunnen overleven? God sliep niet! De beloften aan David - leken die allemaal niet aan een zijden draad te hangen? Maar Gods verbondskoord is onbreekbaar.

En nu, waar was Israëls God in het duister van de ballingschap? Zijn eigen volk, Zijn oogappel. Gedeporteerd. Geknecht. Het is nauwelijks te begrijpen voor ons. Waar ben Ik? Hier! Ook in dit duister. Zo ga ik in Mijn gericht, Mijn heiligheid met u om. Ik heb er de hand in en trek hem niet van u af.
U kent die Negro-spiritual misschien wel: He's got the whole wide world in His hands. Ziet u die handen? Als je de krant leest? Niet te zien met je ogen, te volgen met je denkvermogen, laat staan te doorzien. Onvoorstelbaar. Onvoorspelbaar. We rekenen Hem niet na of voor. Maar u kunt wel op Hem rekenen. Paradoxaal - tegenstrijdig in schijn. Maar nooit is de Heere dubieus of onbetrouwbaar. Ver verheven boven ons klein menselijk vernuft.

Voorwaar Gij zijt een God die Zich verborgen houdt, in de schepping en de geschiedenis.

Maar het gaat verder: `de Heiland` is het laatste woord van het vers. Wie denkt er dan niet aan de velden van Efrata. Midden uit de verborgenheid van de hemel treedt Hij binnen in de donkerte van Bethlehem.
Juist zó was Hij de Heiland. Een verborgen God. Die redding gaf. Hoe konden die berooide ballingen dat weten? Zie daarin vers 19. Het is alsof de Heere reageert op Jesaja. Verborgen, maar niet in Mijn woorden! Ik heb niet in het verborgene gesproken. Een toespeling op rites van heidense religies.
Ik ben te vinden - in Mijn woord! Een Heiland die ruimte schept in ademnood. Leven in de dood.
Zo betrouwbaar als Ik zelf ben, is Mijn woord.

Verborgen, maar niet in Mijn lokroep.

In Zijn woord treedt de Heere in het volle licht. Er zit geen verborgen 'nee' achter. “Ja het staat er wel, maar zou God dat ook echt menen?” Zijn zondaarsliefde. Alzo lief heeft Hij Rotterdam-Zuid gehad. Zo'n stuk wereld als ik ben. Een ieder die in Hem gelooft - het eeuwige leven. Hoe menig keer zegt men, zou het wel ook voor mij waar zijn? Gaat er geen Nee achter schuil? Het is precies andersom. Ook al zegt de Heere wel eens Nee om je op de proef te stellen, zoals Jezus deed tegenover die Kanaänese vrouw - reken maar dat daarachter het Heilands-Ja verborgen ligt.
Hij geeft Zich te kennen.
Als de realiteit botst met de Messiaanse beloften. Davids troon een afgehouwen tronk. Wie zag er achter Gods hand nog een heilrijk hart? God te vinden? Waar dan? “Tevergeefs op Hem te wachten”, “Nee” riep het nochtans-geloof. Hij heeft het gezegd. En Hij kwam. Maar verhuld. Incognito. In een uithoek van de wereld, geen Rome, Athene en: niet in Jeruzalem. Maar Hij kwam. Een handjevol herders hoorden de boodschap. Laat ons zien, het woord dat geschied is. Meer hadden ze niet. De engelen waren weg, het licht was weg, het was weer donker. Waarom zo'n haast? Zoek je niet vergeefs? Nee. Je zult Hem vinden. Ze vinden Hem precies zoals aangezegd. Verhuld in doeken. In Wie God Zich te kennen geeft. Openbaring in verborgenheid.
God in het vlees. Als een wortel uit de dorre aarden. Dat kleine mensje, machteloos, sprakeloos. Dadeloos, moet in alles geholpen worden. “Dood”-gewoon. Hij is gekomen in de wereld om er te leven en Hij leefde om de dood te sterven.
Wat ziet het geloofsoog in Hem: de Heiland, mijn redder en mijn God. Die in mijn plaats arm geworden is. Niemand heeft God gezien, maar Jezus heeft Hem verklaard. De Spiegel van Gods vaderhart. Menselijk vlees geworden, niet alleen zo'n 'kleed' aangedaan.
Heerschappij? Ik zie er niets van.
Zo draagt Hij onze armoe en berooidheid. Onze kommer en wonde heeft Hij op zich genomen. Onze smart heeft Hij gedragen. Om onze vrede was de straf op Hem. Guido Gazelle dichtte ooit: zo arm als ik en is er geen - nu, ik er een die armer werd. Matthias Grünewald, schilder uit de tijd van Luther, schilderde het Kindje in dezelfde rafelige kledij als de Man aan het kruis. Wat een symboliek. Exact dezelfde schamelheid. God de Zoon in onze lompen gehuld. Hoe verborgen voor het oog ligt hier Gods majesteit. Maar het geloofsoog ziet wat Simeon zag. Mag ik het even vasthouden? Het Kind in de arm nemen, daar gaat het om met Kerst. Hem aan je hart drukken in het geloof. Dan is het vrede. Dan ben je met God “te vreden” en Hij met jou. Mijn ogen hebben Uw zaligheid gezien. Voor het blote oog - niets van Goddelijke allure. God uit God, mens uit mens. Die paradox wordt uitgeschreven in Jezus' leven. Dat tweevoudige komt aan het licht. Hij is God de Zoon: doden roept hij ten leven, zondaren vergeving schenkend; maar Hij doet het als mens, die honger heeft en verdriet kent. Om Zijn hoofd geen krans van stralen, maar van stro. Dertig jaar later wordt Hij gedoopt alsof Hij de eerste de beste zondaar is. Drie jaar later, alsof Hij de eerste de beste huisslaaf is: wast hij de voeten. Maar dat is Hij: De Eerste, de Beste knecht. De Knecht des Heeren. Die gekomen was om te dienen. U bent daar hopelijk toch wel van gediend?
Je kunt druk zijn met eigen dienstbetoon, dat je aan Jezus nauwelijks toekomt. Geen smet op alle diaconale werk van de kerk. Maar waar ligt ons houvast?
Zo voluit de Heiland, die een man van smarten is. Golgotha, waar Hij onze verlatenheid binnen gaat In duisternis hield God zich verborgen, voor God de Zoon. Mijn God, mijn God, waarom? Maar daar laat God Zich zo diep in Zijn vaderhart zien? Opdat wij nimmermeer van God verlaten zouden zijn.
Wat heb ik daar aan, als Hij toch zo verborgen is? Is het niet toch te vergeefs om te zoeken? Ik krijg geen antwoord, ik zoek genezing, maar het helpt niet. Vertoosting, maar het doet zo'n pijn. Verklaring, maar de raadsels knellen me. O God U houdt Zich zo verborgen. Jawel mijn kind, maar toch mag je Me vinden. Zoek Mij maar, waar Ik te vinden ben. Niet daar waar, war jij Mij niet volgen kunt, niet in Mijn verborgen handelen, dan begrijp jij Mij niet. Maar Mijn hart staat voor je open in de woorden van het evangelie. Mijn kind. Als ik het nodig keur, zal Ik bij wijze van voorproef Mijn woorden weer bevestigen in tekenen van heling, redding, uitkomst. Maar zo Ik het niet nodig keur, zo zul je aan Mijn genade genoeg leren hebben, ook als Mijn hand verborgen bliojft en de doorn in je vlees je blijft plagen. Maar hoe het ook gaat, het gaat wel ergens heen. Het gaat naar het uur en het oord waar Ik mijn laatste verborgenheid voor je af zal leggen. Je zult Mij nooit tevergeefs hebben gezocht. Ik verborg Mij om des te meer gezocht en gevonden te worden; door Israël op de eerste plaats, en door allen die aan het woord van Jezus meer vertrouwen schonken dan aan hun eigen twijfels.
Geen Baruch zal daar meer huilen. God is daar gezocht. Deze God is onze God geen andere. Zo is Hij en zo is er maar Eén.
De adventstijd heeft een einde, Hij komt weer.

Heer, ik wil uw liefde loven,
al begrijpt mijn ziel U niet.
Zalig hij, die durft geloven,
ook wanneer het oog niet ziet.
Schijnen mij uw wegen duister,
zie, ik vraag U niet: waarom?
Eenmaal zie ik al uw luister,
als ik in uw hemel kom!

Maranatha.

Edit