De Romeinse Limes spreekt tot de verbeelding. De noordgrens van het Romeinse rijk, zoals die ook door de Lage Landen loopt, langs de (Oude) Rijn. Maar het was geen Marginot- of Siegfriedlinie, geen Rijn-wall. Het was eerder een lijn van communicatie, over het water van de Rijn en de Romeinse wegen ten zuiden en westen ervan. Bovendien vond er handel plaats tot ver over die grens heen.
Maar het lijkt op een andere manier een veel onneembaardere grens te zijn geweest van het Romeinse Rijk. We zien dat aan Germaanse stammen die die grens overstaken en als foederati van de Romeinen, dus met hun zegen over de Rijn trokken. Visigoten, Franken, Bourgondiërs vestigden zich, uit de streek rond de Donau, van tussen Schelde en Rijn, en vanuit Skandinavië in de hun toegewezen delen van Gallië en bouwden daar niet alleen in de eeuwen daarna hun koninkrijken uit, ze verloren zonder uitzondering hun Germaanse identiteit en werden allen geromaniseerd.
In de derde zang van Dante’s Hel in zijn Divina Commedia is het opschrift boven de poort te lezen: Lasciate ogni speranza, voi ch’intrate, in de vertaling van Dr HJ Boeken (1903): “laat af van alle hoop, gij die hier binnentreedt. In een variant daarop kunnen we het bordje zien dat boven de Rijn moet hebben gehangen, als waarschuwing naar alle Germaanse invallers die van plan waren te blijven: Lasciate ogni lingua, voi ch’intrate: laat varen alle taal, gij die hier binnen treedt..
De Romeinse cultuur, met zijn steden, wegen, bestuur, rechtspraak, maar vooral ook schrift, en later de Schrift, heeft kennelijk een grote invloed en aantrekkingskracht gehad. Er is van de Germaanse identiteit, maar met name de taal op den duur geen spoor meer te bekennen. En het Frankische rijk werd uiteindelijk het grootste – en in alle opzichte de opvolger, of misschien wel voortzetting van het West Romeinse Rijk. Karel werd immers tot Keizer gekroond in 800. Dat rijk reikte van Spanje tot aan de Oder en ook al was de taal van het hof Latijn, toen het in tweeën viel in West-Francia en het Oost Frankische rijk, de voorlopers van Frankrijk en Duitsland werd er toch weer Romaans resp. Germaans gesproken. En weer met de oude limes Rijn als grens.
Of toch niet helemaal. De huidige taalgrens in de Lage Landen loopt een stuk zuidelijker, nl dwars door België. Om de Germaanse invallen het hoofd te bieden, liet het Romeinse centrale gezag in de derde eeuw nieuwe verdedigingswerken opstellen, maar nu ook binnen het Romeins gebied, zoals langs de oude heerbaan van Boulogne naar Keulen. Het is verbluffend hoe sterk die weg op de huidige taalgrens lijkt, zeker als we het noordelijke tracé van Boulogne naar Tongeren volgen. Het is frappant dat het gebied tussen Schelde en Rijn juist de kern van het Frankische land ging vormen, boven die nieuwe taalgrens dus – maar dat ook hier de Franken die zich er ten zuiden van waagden en tenslotte heel Gallië veroverden dat moesten bekopen met hun taal. Die versterkingen hielden de Germanen dus niet tegen. Alleen hun taal..
En de limes beschermde de Germanen ten noorden ervan niet tegen de invloed van het Latijn, gezien onze karrevrachten vol oude woorden als wijk, dijk, kelder, pijler, schrijven, ijken, etc. In tegenstelling tot het mondjevol woorden dat de Franken clandestien over de Grens hebben weten te smokkelen en in het Frans verbergen, zoals faldistol (‘vouwstoel’ > fauteuil) en marescalk (‘paardenknecht’ > marechal ‘maarschalk’). En beide woorden hadden zo’n heimwee, dat ze terug over de grens naar het noorden kwamen, waar niemand ze meer herkende…
Het is sneu, dat de klassieke Romeinse schrijvers enerzijds zoveel belangstelling hadden voor de gewoonten van de volkeren waarmee ze in contact kwamen, zeg, die ze onderworpen hadden. Wie hun goden waren, hoe ze vochten, zelfs hoe ze zich kleden. Maar niet voor hun taal. Daarover hebben ze ons nauwelijks iets overgeleverd. En onze schriftelijke bronnen in Oud Nederlands (dus van de vroege Middeleeuwen) zijn few and far between. Het is wederom frappant, dat bijv in Ierland, waar het Christendom vroeg kwam (en dus het schrift), monniken ook veel van hun oude literatuur hebben opgeschreven. Zo hebben wij veel Oud-Ierse bronnen overgeleverd gekregen.
Maar de Rijn en de heerbaan van Keulen naar Boulogne hebben gewerkt als dubbel filter. Voor Germanen om hun taal achter te laten en voor ons een mist, zodat wij zo weinig weten over de oudste taal van de Germanen voor ze over de Rijn gingen. Het is in meer dan één zin jammer, dat Willibrord en andere Ierse/Engelse monniken zo “laat” naar onze streken kwamen. Want zij hebben die limes wel doorstoken. En waar monniken kwamen, werd geschreven..
Probatio pennae si bona sit…
Ik probeer mijn pen, of ie goed is…