Week aan week verschijnt in landelijke dagbladen een pagina grote advertentie met als kop “Groei je bedrijf met Google”. Een tekst, kennelijk eigen kweek van Google Translate (GT) maar het is verbluffend, dat er geen redacteur meer aan te pas komt, die voldoende beheersing van het Nederlands (of het beslisrecht!) heeft om vast te stellen dat dit geen Nederlands is. “Groeien” is geen transitief werkwoord, met andere woorden, je kunt niet iets groeien. In het Engels wel: je kunt gewassen “grow”-en. Te vrezen valt, dat deze taaluiting bij veel moedertaalsprekers imiddels niet meer spontaan een zelfde negatief grammaticaliteits-oordeel zal ontlokken, maar dat men het transitieve gebruik van ‘geven’ zal overnemen. Zoals met ‘contacten’ is gebeurd bijv: je kunt contact met iemand opnemen, of contacten hebben, maar niet iemand contacten. In het Engels wel, you can contact someone.
Begrijp me goed, het gaat hier niet om absoluut taalconservatisme. Een levende taal is juist levend, omdat de taal verandert. Er komen nieuwe woorden bij, de morfologie en de fonologie en zelfs de syntax passen zich aan. Er is een lange weg gegaan sinds hebban olla vogala. Maar wat er nieuw is, is de schaal van de “beïnvloeders” – de vertalingen van GT worden langzamerhand normatief. En zoveel mensen worden in de sociale (vroeger: massa-) media daarmee geconfronteerd, dat de overgang van fout naar nieuwe vorm niet meer door het normale verwerkingsproces gaat. Dat zie ik aan die krantenkop. Er is niemand die dat nieuwe transitieve gebruik van groeien meer als fout ziet, als het week aan week tabloid-groot wordt gepubliceerd. En de volgende versie van Van Dale (als die nog verschijnt) zal dat nieuwe gebruik beschrijven. Maar het is geen weerslag meer van een breed gedragen/opgekomen taalvernieuwing. Het woordenboek zegt ‘pollepel’, omdat niemand meer ‘potlepel’ zei (of kent). Maar nu is het één simpele bron van vernieuwing (of onoplettendheid, of programmeer/algoritme-fout) die in één keer zo’n verandering tot stand brengt, zonder dat een hele taalgemeenschap zich dat eigen heeft gemaakt. Juist ook, omdat velen GT als bron gebruiken.
En veel taalveranderingen of vernieuwingen zijn te zien als ‘overtredingen’ van de fase ervoor. Dezelfde advertentie heeft het over “ik als digibeet”. Een merkwaardig woord, digibeet, alhoewel ouder dan GT. Bedoeld is, ‘iemand die zijn cijfers (nullen en eenen) niet beheerst, d.w.z. niet sterk is met computers’. Als variatie op analfabeet – iemand die zijn letters niet beheerst, die zijn alfa, beta, zijn a-b-c- niet kent. Maar het “niet” element van analfabeet zit in “an-“. Een alfabeet is iemand die kan lezen schrijven. Een analfabeet is iemand die dat niet kan. Het woord digibeet suggereert nu, dat dat “niet” element in “-beet” zit en dat dat kan worden geleend om digi-beet te maken.
Dat geeft een glimlach, of een ergernis, maar ik besef mij ook, dat er een zegening in zit: Juist omdat er zo weinig ‘taalbeheersing’ is en verkeerde bronnen worden gebruikt, zijn frauduleuze teksten zo makkelijk te herkennen in nep-mailtjes zogenaamd van de bank, bijv. Constructies als “Tot nu is uit onze administratie gebleken” zijn een weggevertje. De vraag is alleen, hoe lang zal dat voordeel nog bestaan? Hoelang zal het duren tot ook reguliere mededelingen van de bank deze constructies gaan bevatten? Bijvoorbeeld al, omdat er geen mensen meer te krijgen zijn en meer teksten moeten worden gegenereerd?
Ook hier is er geen vervanging voor echte waakzaamheid. Zodat ook in het tijdelijke de ‘onderscheiding der geesten’ mag worden beoefend.