“De meest woordelijke vertaling in het Nederlands”, “En nu lezen wat er echt staat”. Het zijn geen geringe woorden, waarmee een recente folder van uitgever Skandalon de Naardense Bijbel aanbeveelt. Toegegeven, wat de afdeling Marketing zegt, is nog niet hetzelfde als wat de auteurs beweren. Daarom is het goed om de intenties van het “vertaal- en redactieteam” te peilen in hun eigen inleiding (in dit geval een Ter verantwoording achteraf).
Het meest kenmerkende van de Naardense Bijbel is volgens deze Verantwoording samengevat in twee zinnen:
• eendere woorden eender, en
• de tegenwoordige tijd
Tegenwoordige tijd
Hebreeuwse en Griekse werkwoorden in een bepaalde vorm (imperfectum en aoristus), nl de verledentijd (‘liep’), worden in de Naardense Bijbel in de tegenwoordige tijd weergegeven (‘loopt’). Andere tijden worden wel ‘gangbaar’ vertaald (dus als ‘liep’ of ‘heeft gelopen’, etc weergegeven) . “In de context van de gewone tegenwoordige tijd werkt dat soms verrassend; de indruk wordt dan gewekt dat de schrijver even uit het verhaal stapt, even afstand neemt”. Een interessant vertaal perspectief. En het levert zeker verrassende wendingen op, zoals in Handelingen 2: “(43) Er komt ontzag / over alle ziel; / door de apostelen / komt er een veelheid van / wonderen en tekenen. / (44) Allen die zijn gaan geloven / op die plek / hebben alles gemeenschappelijk gehad: /(45) have en goed hebben ze verkocht..”
Er ontstaat een soort Verfremdungseffekt. Terugkijkend lijkt de tegenwoordige tijd van vers 43 een toekomstige tijd te zijn, bijna profetisch. De vraag is alleen – is dat effect ook aanwezig in het Grieks?
Klassieke teksten en met name Latijnse maken veelvuldig gebruik van de zgn ‘presens historicum’. Wij kennen dat in het Nederlands ook: een relaas wordt verteld in de verleden tijd en gaat plotseling over in de tegenwoordige. “Ik bladerde een oud dagboek door nog eens door. En plotseling lees ik daar hoe wij elkaar hebben ontmoet”. Het is van belang om te beseffen, dat de insteek voor de Naardense vertaling hier andersom is. De oorspronkelijke tekst heeft een verleden tijd, maar de vertalers kiezen ervoor om die in een tegenwoordige tijd weer te geven 1. We kunnen bevestigen dat er een interessant effect optreedt, maar niet dat daarmee “eindelijk te lezen is, wat er nu echt staat”. Integendeel.
Eendere woorden
Elke vertaalvisie die zegt concordantie serieus te nemen, komt daarmee vroeg of laat in de problemen. Om uiteenlopende redenen. Ten eerste kan een woord in de brontaal meerdere betekenissen hebben, die natuurlijk niet allemaal overeenkomen met een woord in de doeltaal. Maar soms heeft een woord niet zo zeer meerdere betekenissen, maar een breed betekenisveld. Een mooi voorbeeld is altijd het Hebreeuwse woord ‘nachal’. Beek, dal, waterloop, meestal een droge bedding, in het seizoen een woeste stroom – voor een dag. Het Arabische woord ‘wadi’.
Soms steken mensen een wadi over en soms legeren ze zich erin. Vaak wordt in het eerste geval beek of rivier gebruikt in het tweede geval dal. Ook de Naardense Bijbel ziet Jakob met zijn have en gezin de beek Jabok overtrekken. En leven vissen in water in Leviticus 11:9. Heeft de Nieuwe Bijbelvertaling uit 2004 slechts ‘functionele concordantie’ als uitgangspunt genomen, het valt voor deze Naardense Bijbel op, dat concordantie ‘binnen de horizon van één hoofdstuk wordt nagestreefd’. Dat is een opmerkelijk kleine scope. Ook worden er nadrukkelijk voorbeelden van het tegendeel genoemd: het Hebreeuwse ‘am’ (“volk”) wordt vertaald als ‘gemeente’ (Uw gemeente Israël in Deut 21:8), ‘gemeenschap’, ‘manschap’, ‘medemens’. Het zijn allemaal zeer legitieme keuzes binnen de vertaalopvatting van de Naardense Bijbel. Maar het geeft geen sterkere papieren aan de claim uit de folder, ‘nu lezen wat er echt staat’.
En het is geen claim van de afdeling Marketing alleen want al in de eerste alinea van de Verantwoording geven Oussoren, Ronhaar en De Vlieger aan, dat het bedoeling is geweest om een nog “letterlijker” vertaling te bieden dan de Statenvertaling. We hebben gezien, dat in elk geval de twee belangrijkste kenmerken (tegenwoordige tijd en de haat-liefde-verhouding met concordantie), daar niet aan bijgedragen hebben.
Er is ook nog wat fundamentelere kritiek mogelijk op deze vertaling. We zien daar wat van terug in de lof die de seculiere pers dit boek geeft. ‘Het geheel is niet alleen een wonder, maar vooral grote literatuur’, zoals Het Parool wordt aangehaald in de folder. Als een Bijbelvertaling een product van literatuur moet zijn, behelst dat ook dat het origineel een product van literatuur is, ja een cultuurproduct. Dat is een heel belangrijk uitgangspunt.
Mag ik als historisch-taalkundige en daarom letterkunde-leek toch deze, technische, definitie van literatuur voorstellen? Het is
• door mensen verzonnen
• talige
• fictie
• met de bedoeling om kunstzinnig te zijn
Daarmee is het geen gegenereerde tekst van een computer, geen beeldhouwwerk, geen krantenartikel en geen streekroman.
Het is nogal een verschil in Bijbelopvatting als je bovenstaande aanhangt of daarentegen bijvoorbeeld de overtuiging, dat de Bijbel voldoet aan slechts één van die eigenschappen: Taligheid. En dat het niet door mensen is verzonnen, geen fictie is en ook kunst niet als doel heeft. Maar redding van mensen.
Dat neemt niet weg, dat de Heilige Geest tot indrukwekkende poëzie inspiratie heeft gegeven, dat ook het proza bordevol structuur zit, en elders zit het vol stijlfiguren en uitvoerige beeldspraak.
De Bijbel al of niet als cultuurproduct; ervaringen van mensen met wat zij God noemen, of de ervaringen van God de Schepper, met Zijn schepsels.
Laten we kijken naar de openingszin van Gen 1 in Naardense editie.
Sinds het begin is God schepper, – van de hemelen en de aarde.
In het Hebreeuws staat er woordelijk “In het begin schiep God de hemel(en) en de aarde”. We weten dat de tegenwoordige tijd wordt gedicteerd door de vertaalopvatting, maar het staat er niet. Het eerste woord beresjit – ‘in het begin’ (in het Hebreeuws wordt het voorzetsel aan het zelfstandig naamwoord vast geschreven), staat nog vier keer in de Bijbel, alle vier de keren in Jeremia en alle keren vertaalt de Naardense Bijbel dat met ‘in het begin’. Niet in Genesis. Het is interessant om te lezen wat de inleiding (geschreven door Benno Bernard en Geert van Istendael) hierover zegt. (p. 10) “Laten we dus maar bij het begin beginnen en Oussorens Genesis naast die van de vaderen leggen (..) In den beginne schiep God de hemel en de aarde (..). Prachtig Nederlands, maar fataal-historisch”.
We hadden al gezien wat er in het Hebreeuws staat . Maar kennelijk is een literaire, niet-historische opvatting van de Schrift van node, om te kunnen lezen “wat er ècht staat”. Maar het is natuurlijk precies andersom. De Schriftopvatting bepaalt wat je leest en hoe je het leest. En je vertaalopvatting bepaalt hoe je het weergeeft in Nederlands. Maar een Schriftopvatting vertelt mij niet wat er echt staat, het vertelt mij wat de Schriftopvatting echt is. En het is onverklaarbaar, waarom beresjit in Genesis als “in het begin” weergeven, niet ècht laat zien wat er staat en in Jeremia wel. Bovendien maakt de Naardense vertaling van het werkwoord “scheppen” (in de imperfectum) een zelfstandig naamwoord (“schepper”). Je kunt veel doen met een vertaalopvatting als die van de Naardense Bijbel, maar één ding niet. En dat is een ‘letterlijker’ vertaling maken dan de Statenvertaling.
Wat tot slot nog opvalt aan de Naardense Bijbel is het gebruik van het woord Ene, als weergave van JHWH, de naam van God, die nooit werd uitgesproken. In de synagoge klonk dan adonai ([mijn] Heer) of ha shem (de Naam). Ene geldt dan als ‘vervanging van het type de Heer en de Naam’. Verschil is natuurlijk wel, dat Heer (of HEERE, zo u wilt), wel extra papieren heeft: omdat de naam als adonai werd uitgesproken èn de klinkers daarvan bij JHWH werden geschreven. Ook als aanduiding van de andere leeswijze. JHWH (het blijft gissen zonder de klinker-informatie) moet zo veel betekenen als ‘de Ik ben’. ‘Ene’ komt dus uit de lucht vallen (maar niet van heel hoog) en is ook daarin niet bepaald een onderbouwing van de claim – en nu lezen wat er echt staat.
—-
(1) Dat de beroemde rabijnse commentator Rasji voorbeelden geeft voor het opvatten van een verleden als tegenwoordige tijd en andersom, is geen argument voor het altijd opvatten van de verleden als tegenwoordige tijd. De Ter verantwoording noemt geen bronplaatsen, maar in de Masoretische tekst is het ‘qere ketiv’ een bekende aantekening: “gelezen A, maar geschreven B”. Dat is geen aanwijzing van hoe de verledentijd moet worden vertaald, maar het betreft een tekstkritische aanmerking bij een individueel vers. Datgene dat de Masoreten zich niet konden voorstellen dat er werkelijk stond, en liever hadden gelezen.