De akker van de pottenbakker

16 July 2022, 12:46

De lastige Bijbel 2

In Mattheüs 27 wordt het einde van Judas verhaald. Hij krijgt berouw van zijn verraad en gooit de 30 zilverstukken, die hij gekregen had voor zijn verraad, de tempel in. En de overpriesters nemen dat geld dan om de akker van de pottenbakker te kopen om in te richten als begraafplaats voor de vreemdelingen. “Toen”, gaat Mattheüs dan verder, “werd vervuld hetgeen gesproken is door de profeet Jeremia, toen hij zeide: En zij namen de dertig zilverlingen, de geschatte waarde van de geschatte, die zij geschat hadden van de kinderen Israëls, en zij hebben die gegeven voor de akker van de pottenbakker, zoals de Heere mij bevolen heeft.`

Iedere Bijbelvertaling met verwijsteksten verwijst daarbij echter naar Zacharia 11:12-13. En daar lezen we over 30 zilverstukken en het werpen daarvan in de tempel.
Moderne theologen hebben er geen moeite mee om dit als een van de voorbeelden te geven dat de Bijbel geenszins ´onfeilbaar´ is. Mattheüs heeft zich gewoon vergist en Zacharia voor Jeremia aangezien.

Zijn er nog andere mogelijkheden? Er zijn ook Griekse handschriften, een handje vol, die Mattheus overleveren met “Zacharia” als de aangehaalde profeet. Er is er zelfs een met “Jesaja” – maar echt de overgrote meerderheid (en de oudste) van de overleveringen heeft daar gewoon “Jeremia”. Is er misschien nog een stuk Jeremia geweest, waar Zacharia zich op baseerde, maar dat ons niet is overgeleverd? Maar ook de Griekse vertaling Septuagint van voor onze jaartelling en die in de tijd van Mattheus volop werd gebruikt, heeft dat niet.

Dan maar goed gelezen wat er staat.

De essentie van Mattheus’ citaat is het feit dat er een akker wordt gekocht. Maar als we Zacharia 11 (v 12-13) goed lezen staat er dit:

Want Ik had tegen hen gezegd: Als het goed is in uw ogen, geef Mij Mijn loon; zo niet, laat het na. Toen hebben zij Mijn loon afgewogen: dertig zilverstukken.Maar de HEERE zei tegen Mij: Werp dat de pottenbakker toe – een mooie prijs waarop Ik door hen geschat ben! Daarop nam Ik de dertig zilverstukken en wierp ze in het huis van de HEERE de pottenbakker toe.

Het is eerste dat opvalt is dat weliswaar er sprake is van dertig zilverstukken en het werpen in de tempel (huis van de Heere), maar niet van het kopen van een akker. Het gebruik van hoofdletters in deze vertaling (HSV) maakt de toepassing van deze passage op Judas overigens problematisch. De HEERE zei tegen Mij. De Ik van die verzen zou dan de Heere Jezus zijn. Dat past als profetie als het gaat om de waardering op 30 zilverstukken en de verontwaardiging hierover, maar Jezus gooit de geldstukken niet in de tempel. Mijn vermoeden is toch dat de ‘ik’ van deze verzen in eerste aanleg gewoon de profeet is, die voor zijn herdersdiensten ingeschat wordt op 30 zilverstukken; en dus wordt de Heere ingeschat op 30 zilverstukken voor Zijn Herder zijn van het volk Israël. En 30 zilverstukken was de prijs voor een gedode slaaf! (Ex 21:32).

Het interessante is nu, dat pottenbakkers en het kopen van een akker bij Jeremia wel voorkomen. In Jer 18 als beeld van Gods souvereiniteit: als klei in de hand van de pottenbakker. En een hoofdstuk verder zien we de verbreking van een pottenbakkers pot als beeld van de verbreking van het volk als straf voor hun zonden: de inname van de stad en wegvoering naar Babel.
Maar in H 32 moet Jeremia een akker kopen in Anathoth, tijdens het beleg van Jeruzalem. Land dat verwoest zal worden. Maar hier is het juist een teken van hoop, dat er weer zoveel herstel zal komen, dat er weer land gekocht en verkocht zal worden.

Als de combinatie van de zilverstukken van Zacharia en de akker van Jeremia is bedoeld met de verwijzing door Mattheüs, dan is het niet vreemd, dat hij de ‘grotere’ profeet noemt. Een zelfde constructie zien we in Markus 1:2-3, waar een gecombineerde aanhaling uit Maleachi 3:1 en Jesaja 40:3 alleen aan de laatste wordt toegeschreven (in nieuwere handschriften, waar bijv de ESV op gebaseerd is). Maar ook is het een extra aanwijzing, dat de dertig zilverlingen van Judas weliswaar de prijs vormen van een dode slaaf om de Heiland te verraden, maar dat juist in die akker-belofte uit Jeremia ook hoop verscholen mag liggen. Door Zijn dood als slaaf, staat ons het eeuwige leven aangeboden, en zelfs die bloedakker wordt ten goede gekeerd.

Maar zij zullen zitten, ieder onder zijn wijnstok
en onder zijn vijgenboom, niemand zal ze schrik aanjagen,
want de mond van de HEERE van de legermachten heeft het gesproken.

JPvdV

,

---

Reageer

 
---