De rijke jongeling

3 May 1993, 03:36

[nav Marc 10:13-27]
Het is een bekende geschiedenis van de rijke jongeling, die de Here Jezus vraagt hoe hij het eeuwige leven kan beërven. Dat het een jongeling is weten we uit de geschiedenis, die Mattheüs ervan verteld; Lucas vermeldt nog, dat het een vooraanstaande man was, een “overste”.
Hij valt op de knieën en vraagt “Wat zal ik doen, opdat ik het eeuwige leven beërve”. Het veelzeggend genoeg. En het antwoord ook. Nu de man zo nadrukkelijk wil weten waarin zijn eigen kracht moet liggen, wat hij in eigen kracht moet doen, dan is de weg duidelijk: Houd alle geboden en gij zult leven (Luk 10:28).
Maar hij heeft al deze dingen onderhouden, van jongs af aan. Zo lijkt het dan zowaar iemand gelukt te zijn op eigen gelegenheid zalig te worden. Onze reactie op zo iemand zou er een van minstens ongeloof maar waarschijnlijk zelfs minachting zijn: Wie denkt zo’n jongeling wel dat hij is? Is dat de reactie van de Here Jezus ? “En Jezus, hem aanziende, beminde hem, en zeide tot hem: Een ding ontbreekt u; ga heen, verkoop alles, wat gij hebt, en geef het den armen, en gij zult een schat hebben in den hemel; en kom herwaarts, neem het kruis op, en volg Mij.”
Dat is een ander verhaal. De weg van eigen kracht is hem te zwaar. Het bedroeft hem zeer – maar de discipelen zijn zeer verbaasd: Zo moeilijk als het is voor een rijke om in het Koninkrijk Gods te komen. Het is veelzeggend, en belangrijk om te vermelden dat de Statenvertaling hier afwijkt van alle andere vertalingen en ook van de griekse tekst, waarover ik de beschikking heb. Volgens de oudste handschriften herhaalt de Here Jezus in vers 24 in heel algemene zin: ‘Kinderen! Hoe zwaar is het, het Koninkrijk Gods in te gaan!’ We voelen de spanning als het ware rijzen en des te begrijpelijker is dan vers 26: “En zij werden nog meer verslagen, zeggende tot elkander: Wie kan dan zalig worden?”
Het is, met eerbied gesproken, alsof de Here Jezus hier zegt, “Snap je het nu? Bij mensen, d.w.z. menselijker wijs gesproken, kan dat ook niet”. Maar bij God is het wel mogelijk. Hoe? De Here Jezus ziet de jongeling aan, die het zo graag zelf wil doen, maar niet kan, en beminde hem.En de Heere God ziet de wereld aan, en Hij “heeft de wereld zo lief gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.”
En wij? Die in Hem geloven, wat doen wij er aan toe? Niets, maar als een kind ontvangen wij het van hem, want “zo wie het Koninkrijk Gods niet ontvangt, gelijk een kindeken, die zal in hetzelve geenszins ingaan”.

admin

,

---

Commenting is closed for this article.

---