Passie Pasen

12 April 1999, 01:30

Vandaag is het de meest bijzondere zaterdag van het kerkelijk jaar. Gisteren hebben we het lijden en sterven van onze Heer en Zaligmaker herdacht, morgen ochtend hopen we de Opstanding uit de doden te vieren. De overwinning op de dood, als laat na de sabbat, als het begon te lichten, tegen de eerste dag der week de twee Maria’s bij het graf komen en er een grote aardbeving geschiede…

Maar laten we nogmaals terug keren naar gisteravond. Ik wil u een gedeelte uit de Bijbel lezen en wel het evangelie naar Mattheus 27

We hebben het misschien al zo vaak gelezen en zo vaak horen lezen, maar het blijft toch iedere keer weer zo indrukwekkend!

Er worden veel profetieën vervuld in deze geschiedenis:
Om te beginnen de edik (of azijn) vermengt met gal. In Psalm 69 staat: „Ja, zij hebben mij gal tot mijn spijs gegeven; en in mijn dorst hebben zij mij edik te drinken gegeven.” Dit wordt nogal eens in verband gebracht met Spreuken 31:6 „Geeft sterken drank dengene, die verloren gaat, en wijn dengenen, die bitterlijk bedroefd van ziel zijn;” De Here Jezus wilde verder niet drinken van deze bittere, verdovende drank; Hij ging vol bewustzijn, uit eigen wil, de weg die Hij ging…

Psalm 22 lijkt wel onder het kruis geschreven, zoals vers 19: „Zij delen mijn klederen onder zich, en werpen het lot over mijn gewaad.” Het ergste is nog wel, dat niet alleen de spot en hoon voorspeld is; zoals in vers 8 en 9 staat Allen, die mij zien, bespotten mij; zij steken de lip uit, zij schudden het hoofd, zeggende: Hij heeft het op den HEERE gewenteld, dat Hij hem nu uithelpe, dat Hij hem redde, dewijl Hij lust aan hem heeft!
De schriftgeleerden maken hiervan: Hij heeft op God betrouwd; dat Hij Hem nu verlosse, indien Hij Hem wil; Het heeft er alle schijn van, dat de schriftgeleerden welbewust zinspelen op de Schrift die ze zo goed kenden! Wat een wonder van genade dat de Heere zelf aan het kruis heeft gebeden, „Vader vergeef het hun want ze weten niet wat ze doen”. Laten we die woorden nooit vergeten, voor ons, om wiens zonden Hem dat werd aangedaan, en voor hen die Hem deze dingen aandeden.

- . –

En van de zesde ure aan werd een duisternis over de geheel aarde tot de negende ure toe. Van 12:00 tot 15:00 ‘s middags. Dit was geen gewone zónsverduistering. De totale duisternis van zelfs een complete zonsverduistering duurt niet langer dan een kwartier tot een half uur, en is nooit op de gehele aarde zichtbaar, maar altijd slechts in een relatief klein gebied. Bovendien – het was het begin van het Passcha, en dus de veertiende dag van de maand Nisan, en aangezien de Joodse maanden begonnen met een nieuwe maan was het met Pascha dus altijd volle maan. De maan staat dan juist tegenover de zon, en niet tussen de aarde en zon in, zoals bij een zonsverduistering.
Deze verduistering van de zon zelf, deze duisternis over de gehele aarde, doet onwillekeurig denken aan één van de eerste zinnen uit de Bijbel. Voordat God zei „Er zij licht”, was er ook duisternis en de Geest Gods zweefde over de wateren. Voor 3 uur is de aarde als het ware weer woest en ledig. God keert Zijn aangezicht af van de aarde, af van de zonde. Dit is de plek en dit het moment waar de volheid van Gods Toorn komt op Hem die geen blaam treft. En de toorn van God tegen de zonde is zo groot, dat Hij die (eer dat Hij die ongestraft liet blijven) aan zijn lieven Zoon Jezus Christus, met de bittere en smadelijke dood van het kruis gestraft heeft, zoals het avondmaalsformulier zegt. Pas aan het einde van die drie uren roept de Here Jezus uit: ‘Mijn God! Mijn God! Waarom hebt Gij mij verlaten.’ En het antwoord op die vraag staat ook in Psalm 22: Doch Gij zijt Heilig!

Als de Heere Zijn aangezicht afwendt is er duisternis, maar de Here Jezus is het Licht der wereld, hetwelk verlicht een iegelijk mens, zegt Johannes. En het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet gegrepen.
Wat een zwarte dag is dat geweest, en tegelijkertijd wat een Goede Vrijdag.
Eindelijk zijn al die profetieën vervuld, die van den beginne af hierover uitgesproken zijn. Van de moederbelofte aan Eva tot de profetie van Maleachi als hij spreekt over „die Heere, die gij zoekt […] aan dewelken gij lust hebt; ziet, Hij komt, zegt de Heere der heirscharen.”
Zie, Ik kom (in het begin des boeks is van Mij geschreven), om Uw wil te doen, o God! zo staat er in de Hebreënbrief van de Here Jezus.

Van ons kan dat bepaald niet worden gezegd. Van den beginne aan willen wij verkeerd, u en ik. De vrucht van de boom van de kennis van goed en kwaad, dat leek ons wel wat. Zeker met de leugens die de slang eromheen windt. Met de kennis van goed en kwaad word je immers als God? De kennis van goed en kwaad hebben, spreekt zo aan, om het toch betekent dat je zelf de beslisser bent over goed en kwaad, m.a.w. we zetten zelf de norm, aanvaarden geen norm of wet van buiten of boven af. Dat is de ramp van de moderne tijd en zo de Heere het niet verhoedt, de ondergang van onze cultuur. Niet wat er mag is bepalend voor het gedrag van de moderne mens, maar waar hij of zij mee weg kan komen. We stoppen niet voor een rood licht als er toch geen verkeer aankomt, of als we op de fiets zijn en extra uit te kijken. Goed je hersens gebruiken. Maar een opgelegde norm; dat niet! Als we onszelf een beetje kennen, herkennen we ons nog altijd in die Adam. Het vervelende van het begrip „erfzonde”, dat dan ook niet in de Bijbel voorkomt, is dat het lijkt te suggereren, dat het Adams schuld is, dat wij zondigen. Niets daarvan. Het is onze eigen verantwoordelijkheid. Ook wij kiezen nog elke dag ervoor om meester te zijn van goed en kwaad, ipv Gods simpele aanwijzing op te volgen – eet daar niet van, want als je dat doet zul je de dood sterven.
Wij verkiezen god te zijn, ipv Hem te gehoorzamen.

En nu is het wonder, luisteraars, als ik het zo in eigen woorden, in eerbied gesproken mag zeggen, toen wij in het paradijs verklaarden God te willen zijn, was het als het ware dat er op de achtergrond, stil en ingetogen, liefdevol en geduldig de stem van de Here Jezus reeds te horen was: ‘Dan zal ik wel Mens worden.’ En de Zoon des mensen is gekomen, om zalig te maken wat verloren was.

[CD:] Leer mij o Heer Uw lijden recht betrachten.[/CD]

Mag ik u nog een stukje uit de Bijbel lezen, luisteraars, en wel uit Johannes 11, de eerste 46 verzen. Joh 11 over de opstanding van Lazarus.

Als de Here Jezus geroepen wordt bij de zieke Lazarus, die Hij met zijn twee zusters Maria en Martha lief had, blijft hij nog twee dagen op de plaats waar Hij was. Onmiddellijk had de Here Jezus gezegd: deze ziekte is niet tot de dood, maar ter heerlijkheid van God, opdat de Zoon van God door Hem verheerlijkt worde. Als Hij vervolgens in Bethanië aankomt blijkt dat Lazarus al vier dagen in het graf ligt. Martha gelooft in Jezus als Zoon van God als zij tot Jezus zegt: Alles wat Gij van God begeren zult, God zal het U geven. Maar Jezus is de Opstanding en het Leven. Die in Hem gelooft zal niet sterven. Gelooft Gij dat, vraagt de Here Jezus aan Martha? Ja is haar antwoord. En wij belijden met haar: Ja, Heere, ik heb geloofd, dat Gij zijt de Christus, de Zone Gods, die in de wereld komen zou. En als Maria vervolgens te horen krijgt ‘De Meester is daar, en Hij roept u’, staat ze snel op en gaat tot Hem.
Er heerst grote droefenis. En alhoewel de Here onmiddellijk had gezegd, bij de eerste tijding van de ziekte van Lazarus, dat deze ziekte niet tot de dood was en ter heerlijkheid van God, staat hij niet boven dit lijden. De Here Jezus weende en de omstanders zeiden ‘Ziet hoe lief Hij hem had!’ Wat een heerlijkheid om zo’n barmhartige Heiland te hebben. En Hij zegt: neemt de steen weg.

‘Ja, Heere, ik heb geloofd’, had Martha gezegd, maar nu het werkelijk om het openen van het graf gaat, zegt ze „Heere hij riekt al”. M.a.w. wat wilde U daar nu nog aanrichten – het heeft geen zin meer. Wat kunnen we hier toch meevoelen met Martha – ons geloof is zo zwak. Geloven wij wat we zelf zeggen, wat we zelf bidden – geloven we in de verhoring van onze gebeden? De Here Jezus zegt: Heb ik u niet gezegd, dat, zo gij gelooft, gij de heerlijkheid Gods zien zult?

En met de heerlijkheid Gods en de macht en majesteit en heerschappij, ook over de dood, roept de Here Jezus met grote stemme: Lazarus, kom uit! En de gestorvene kwam uit, gebonden aan handen en voeten met grafdoeken, en zijn aangezicht was omwonden met een zweetdoek.

Deze doeken komen we op nog een plek tegen in de Bijbel. Op de morgen van de Opstanding van de Here Jezus.

Ik had ooit een christelijk tijdschrift in handen, waarin in de Paastijd een artikel stond, dat de titel droeg „Het graf van Jezus was niet leeg”. Nu kende ik dat tijdschrift als degelijk en Bijbelgetrouw en daarmee is de schok des te groter. Maar groter nog was mijn verrassing toen ik het artikel uiteindelijk las en ik wil u die verrassing graag doorgeven.

Simon Petrus ging in het graf en zag de doeken. En de zweetdoek, die op Zijn hoofd geweest was, zag hij niet bij de doeken liggen, maar in het bijzonder in een andere plaats samengerold. Toen ging dan ook de andere discipel er in, die eerst tot het graf gekomen was, en zag het, en geloofde.

Dat met name deze zweetdoek netjes opgerold in een hoekje ligt maakt het voor Petrus en Johannes in één klap duidelijk. Dit is geen haastwerk geweest of het werk van dieven. Dit getuigde van rust en orde. Het was ofwel door de Here zelf of door engelen gedaan. Ze zagen het en geloofden. Machtig! Zo’n kleine aanwijzing.

De verrassing nu van dat artikel was, dat het graf van de Here Jezus dus niet leeg was, want de doeken lagen er nog. Het graf van Lazarus was wel helemaal leeg: Hij kwam uit, gebonden aan handen en voeten met grafdoeken. Diezelfde doeken die de Here Jezus in het graf en in de dood had achtergelaten. Daarom is Hij de eerstgeborene uit de doden. De dood heeft op Hem geen vat meer. Lazarus is uiteindelijk opnieuw ontslapen, net als het dochtertje van Jaïrus en jongeling te Naïn. Is ons leven ook niet op die manier gekenmerkt? Gebonden aan handen en voeten aan grafdoeken? Maar onze Heiland heeft ze afgedaan, Hij heeft er mee afgedaan!

Velen dan die de opwekking van Lazarus hadden gezien, geloofden in Hem. Maar sommigen van hen gingen tot de Farizeeën, en zeiden tot hen, wat Jezus gedaan had. Allen zagen hetzelfde; ja ze geloofden allen niet anders dan hun eigen ogen! Lazarus wàs opgestaan. Maar toch geloofden sommigen daarmee niet in de Here Jezus.

O open dan uw ogen – en geloof dat het de God van Abraham, Izaäk en Jacob is, die Hem gestuurd heeft. Dat Hij het is, die door diezelfde God is opgewekt op de dood, die de zonden der wereld gedragen heeft, omdat diezelfde God die wereld zo lief had; u en mij zo lief had. Zo lief.

De Heere is waarlijk opgestaan, en Hij leeft!

admin

,

---

Commenting is closed for this article.

---