Bidden om een opwekking

2 September 1999, 16:35

Romeinen 11, 2 Timotheus 1,

Een opwekking, een doorwerking van de Heilige Geest, een opleving, een ontwaken en reveil, in ons zelf, in onze gemeente, in de kerk en niet in de laatste plaats onze stad en het land. Dat Zijn wil geschiede op aard, Zijn naam worde geheiligd op aarde, dat velen zullen toekomen en worden toegevoegd aan de gemeente die zalig worden zal. Ja ook dat velen onder het Woord mogen komen ook in deze kerk, die dan weer (het hoge woord moet er maar eens uit) van boven tot beneden vol zit. Dat is toch waar wij vooral aan denken als wij het woord opwekking gebruiken, als we bidden voor een opwekking. Een van de belangrijkste gebedsonderwerpen wanneer we in deze kring bij elkaar komen.

Het woord opwekking komt in de Bijbel niet voor; opgewekt en opwekken wordt vaak in de Bijbel gebruikt en dan altijd voor de opwekking door de Heere God van de Here Jezus uit de doden. Toch is er een belangrijke relatie met ons begrip opwekking – ook vanuit de Schrift, zoals we zullen zien.

Als we nadenken over begrip opwekking in de Schrift denken we toch met name aan het gelezene in Romeinen 11. Paulus spreekt hier over de verduistering die tijdelijk over Israel gekomen is, en welk doel dat had. Namelijk de rijkdom der wereld, alleen al door hun val. En daar blijft het niet bij. Aan het einde der tijden, aan het einde van de verharding die over Israel gekomen is, zal de volheid der heidenen in-gaan. En wanneer dan de verharding over Israel zal wegvallen – also zal geheel Israel zalig worden.
Dat is nog eens een opwekking, en het zijn het gelijk twee. De volheid der heidenen en geheel Israel. Een opwekking in optima forma.

Paulus legt er zeer de nadruk op: Ik wil niet, broeders dat u deze verborgenheid onbekend zij, dat de volharding voor een deel over Israel gekomen is, totdat de volheid der heidenen zal ingegaan zijn en geheel Israel zalig worden.
O wat is dit in 20 eeuwen christendom een verborgenheid geweest, en o wat is dit in grote delen van het 20ste-eeuwse christendom nog altijd een verborgenheid. Ik ken mensen, die orthodox bijbelvast zijn, de Schrift als Gods Woord aanvaarden, de profetieën geloven, en op basis van Romeinen 11 weten en geloven dat God een apart plan heeft met zijn „geliefden om de vaderen wil”, maar aangekomen bij Romeinen 11 vers 26 toch terugdeinzen. In de loop van de tijd is van dat vers van alles en nog wat gemaakt – maar laten we goed naar Paulus luisteren als hij er aan toevoegt: ik wil niet, dat u deze verborgenheid onbekend zij – opdat gij niet wijs zijt bij uzelven, met andere woorden wees niet „eigenwijs”.
Zou het niet zijn dat wij diep in ons hart toch wel mee voelen met de broer van de verloren zoon en het niet kunnen velen dat die ander die zelf de vader heeft miskend en dood verklaard (hij wilde immers zijn erfenis nu al hebben) en die nu dan een beetje aan het eind van het verhaal met open armen ontvangen wordt? Dat zal niet zomaar gaan!

Israel zal zalig worden niet omdat het goed gedaan heeft, niet omdat het de geliefden om der vaderen wil zijn, maar omdat het alzo geschreven is: De Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob. Dat is de enige reden en de enige grond.
God doet het, daar waar het niet verdiend is en niet kan, voor Israel en de volheid der heidenen. Daarom zegt Paulus ook: Wat zal de aanneming van Israel anders zijn dan leven uit de doden. Leven uit de doden! Een opwekking! Een opwekking uit de doden! Twee maal. God wekt op uit de doden. Een volheid aan heidenen en geheel Israel.
Enkel wonder.

We bidden om een wonder als we bidden om een opwekking, maar we bidden ook om de vervulling van een profetie als we dat doen. Laten we dat vast houden!

In het tweede gedeelte wat gelezen hebben komen we het woord opwekken op een hele verrassende manier tegen. Paulus denkt aan het geloof van Timotheus, dat ook al in z’n moeder en grootmoeder aanwezig was. Wat een zegen is het als wij als kind al in aanraking mogen komen met het Woord van de Heere God, dat we omringt zijn door gelovige ouders en grootouders; dat is geen gemeengoed en een groot voorrecht.
Paulus brengt dat in gedachten, en om die reden stimuleert hij Timotheus, dat hij „opwekt de gave Gods die in u is”. Een opmerkelijke uitdrukking! Ook ons heeft de Heere allerlei gaven gegeven. Ieder het zijne. En aan ons dus ook de aansporing om deze gaven op te wekken. In het Grieks staat niet hetzelfde woord als voor het opwekken uit de slaap of uit de dooden, er staat een werkwoord waar het woord „leven” en het woord „vuur” in zit.
Het „aanvuren”, met levensvuur bezielen… van gaven die we van God hebben gekregen – alsof ze dus slapen in ons. En de reden is niet minder opmerkelijk: God heeft ons niet gegeven een geest van vreesachtigheid: maar een geest van kracht, van liefde en van gematigdheid. Een koninklijke combinatie!

Dus – wat moeten wij nou doen om een opwekking in ons land te bewerkstelligen? Een vraag waar we toch altijd weer op terug komen of we dit willen of niet. En het antwoord is natuurlijk: God wekt uit de doden. Niet wij. En tegelijkertijd roept Paulus op om in ons Gods gave op te wekken, aan te wakkeren. Een opwekking bewerkstelligen wij niet met een evangelisatiecampagne, maar we mogen bidden dat de Heere God Zijn belofte in onze tijd ten uitvoer brengt. We mogen bidden, omdat de Here Jezus voor ons bidt, dat ons geloof niet ophoude. We mogen bidden omdat de Geest bidt met onuitsprekelijke verzuchtingen. Ja, mag ik het zo zeggen: We mogen meebidden.
En laten we in ons gebed ook in verootmoediging komen over onze zonden en die van ons land; en van onze voorouders, van wie dit land in alle rijkdom hebben geërfd. Want als we de goede gaven van het verleden hebben overgenomen, dan hoort bij diezelfde inboedel ook de schuld! Een legaat is niet opsplitsbaar. Wat we in verleden en heden misdeden en misdoen, moet voor de troon van Zijn genade worden gebracht, zodat er verzoening door voldoening kan zijn.
De Heere God wekt op. En als de Heere wil dat wij een grote evangelisatiecampagne organiseren, dan zal Hij ons dat zeker laten weten. De Heere plaatst ook telkens weer mensen op ons levenspad, en Hij opent deuren en ramen. Hij zal het doen.
Laten wij dan opwekken de gave Gods, die in ons zijn. Want God heeft ons niet gegeven een geest der vreesachtigheid, maar der kracht, en der liefde, en der gematigdheid.

Hem zij de eer en de heerlijkheid en dankzegging in alle eeuwigheid. Amen

admin

,

---

Commenting is closed for this article.

---