Het licht der wereld

6 December 2003, 18:44

Het licht der wereld.

Lezen Genesis 1:1-19

Luisteraars, in deze adventstijd wordt vaak het begin van Johannes evangelie gelezen, over de Heere Jezus, die het Leven is, en het Leven is het Licht der mensen. Het schijnt in de duisternis. Als we dat licht op een korte tocht door de Bijbel volgen komen we tot verrassende inzichten.

Het begint al goed. Het allereerste scheppingswoord dat we lezen van de Heere God is: “Er zij licht”. In den beginne was het Woord en alle dingen zijn door dat Woord geworden. De relatie met de Heere Jezus, het levende Woord is direct gelegd.

God zag dat het licht goed was. Als een leider in Lukas 18 de Heere Jezus aanspreekt met Goede Rabbi, dan zegt de Heere Jezus, `waarom noem je Mij goed? Niemand is goed dan God alleen`. Ik geloof niet dat de Heere hier zegt geen goede meester genoemd te willen worden, maar hij maakt de vragensteller bewust: `realiseer je je wat je zegt? Realiseer je je aan wie je Mij gelijk stelt?` Zonder dat ik dat erin probeer te leggen: het heeft ook iets van, je meent het toch niet!

Als dat licht schijnt, maakt de Heere God scheiding tussen licht en duisternis. En God noemde het licht dag, en de duisternis noemde Hij nacht.

Het is ons allemaal wel eens opgevallen, dat pas later de lichten aan het firmament worden geschapen. Ah, zeggen de schriftcritici: zie je wel, er zijn allerlei verhalen door elkaar gehaald. Maar is het u ook wel eens opgevallen, dat dat op de vierde dag gebeurt? “Dat er lichten zijn in het uitspansel des hemels, om scheiding te maken tussen den dag en tussen den nacht “. Maar het onderscheid tussen dag en nacht was al gemaakt in vers 4. Die functie wordt dus overgenomen door de lichten die God op dat moment schept. Er heel specifiek op gelegd. Met nog andere functies: “en dat zij zijn tot tekenen en tot gezette tijden, en tot dagen en jaren!” Het samenstel van bewegingen van zon en maan maakt een hele lange tijdrekening mogelijk: met name de vermelding van zons- en maansverduisteringen, in een bepaald gebied in oude kronieken maken het voor ons NU mogelijk die absoluut te dateren. Want precies die volgorde van zaken komt maar eens in de duizend jaar voor. Daarmee wordt op de vierde dag ook in de breedste zin van het woord `de tijd` geschapen.

De eerste drie dagen van de schepping is het de Heere zelf, die zonder zon en maan zorgt voor licht op aarde. Drie dagen lang, opmerkelijk vindt u niet? In 1 John 1 (:5) staat: “En dit is de verkondiging, die wij van Hem gehoord hebben, en wij u verkondigen, dat God een Licht is , en gans geen duisternis in Hem is.” En Paulus zegt in 1 Tim 6: “ [15] de zalige en alleen machtige Heere, de Koning der koningen, en Heere der heren ; (16) Die alleen onsterfelijkheid heeft, en een ontoegankelijk licht bewoont;”
Drie dagen lang is de Heere letterlijk het licht der wereld en pas dan wordt dat licht overgedragen, ja ophangen aan, zou je kunnen zeggen, de geschapen lichtbronnen in het heelal.
Drie dagen, en in den beginne is ook sprake van de Heere God, de Geest van God die over de wateren van de afgrond gaat en van het Woord, dat in den beginne bij God was.

En zoals het in den beginne was, zo zal het aan het einde zijn:
In Openbaring 22(:5) lezen we immers: “En aldaar zal geen nacht zijn, en zij zullen geen kaars noch licht der zon van node hebben; want de Heere God verlicht hen; en zij zullen als koningen heersen in alle eeuwigheid.” Jesaja profeteert ervan: (60:19) “De zon zal u niet meer wezen tot een licht des daags, en tot een glans zal u de maan niet lichten; maar de HEERE zal u wezen tot een eeuwig Licht, en uw God tot uw Sierlijkheid.”

Dat licht der wereld is in de wereld gekomen. De Heere Jezus is het Licht der wereld, der mensen.
Hij zegt in Joh. 9(:5) “Zolang Ik in de wereld ben, zo ben Ik het Licht der wereld.” Zolang Hij in de wereld is. Opmerkelijk dat toen Zijn Godverlatenheid het grootst was, er drie uren totale duisternis op aarde was. De zon, maan en sterren konden ook daar niet tegen op. God wendde met eerbied gesproken Zijn aangezicht van de aarde af. Hoe prachtig is in dat licht de hogepriesterlijke zegen: “de Heere verheffe Zijn aangezicht over u“…

Maar het gaat veel verder nog, want in Mat 5 (16) zegt de Heere “Gij zijt het licht der wereld; (in dezelfde context als `Gij zijt het zout der aarde`), Laat uw licht alzo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken mogen zien, en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken.”

Dat is wat? Ik weet niet hoe het u vergaat luisteraars, maar als u mijn vuile jas kon zien, als ik in het licht stap. En hoe dichter bij de Heere ik kom, des meer zie ik erop. Hoe kan ik dan ooit een licht zijn voor de wereld en dan in deze uiterst duistere tijd? En dan nog die waarschuwing om geen smakeloos zout te worden, dat tot niets meer dient, en: om je licht niet te verbergen. [Over precies twee weken begint het Chanukka feest, waarop de Joden elke dag een extra kaarsje aansteken, en ze in het raam moeten zetten, om het wonder van God aan de hele wereld te verkondigen].

Toch is het geen hopeloze opdracht. Het licht komt niet van ons, en wij hoeven het niet voort te brengen. In 2 Cor. 4 schrijft Paulus: “Want God, Die gezegd heeft, dat het licht uit de duisternis zou schijnen, is Degene, Die in onze harten geschenen heeft , om te geven verlichting der kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Jezus Christus.”

Daarin komen alle elementen samen. Het aangezicht van de Heere Jezus, een verlicht hart en ook kennis. Kennis van de heerlijkheid van God. Daar ging Mozes’ aangezicht van stralen. Soms zeggen mensen wel eens van iemand: die heeft wat. Die straalt wat uit.

Dat mensen ook en juist aan ons mogen zien, dat wij wat hebben, ja dat wij Iemand hebben. Omdat Hij ons heeft. Ons heeft liefgehad, ons heeft vergeven, ons heeft verheerlijkt.

Wat een Heiland…

admin

,

---

Commenting is closed for this article.

---