Bijbelonderzoek

21 February 2004, 18:46

Lezen Handelingen 17:1-14

Een bekend stuk uit de handelingen der apostelen hebben we gelezen.

Paulus en Silas waren juist uit Filippi gekomen, waar ze psalmen hadden gezongen in de nacht, terwijl ze gegeseld en al, hun handen en voeten geboeid in de binnenste kerker waren geworpen. Een plotselinge aardbeving had de aardse beperkingen verwijderd, maar toch waren Paulus en zijn metgezellen niet gevlucht. Ze hadden de macht en de gelegenheid, maar ze maakten er geen gebruik van. Dat is het dat de gevangenenbewaarder bevend doet neervallen voor Paulus en Silas. Hij kan hun motivatie onmogelijk begrijpen. Het treft hem kennelijk tot het in diepste van zijn ziel en buiten stelt hij de cruciale vraag die voor hem kennelijk de essentie van de hele geschiedenis opsomt. Hoe kan ik zalig worden.
Dat is eigenlijk heel opmerkelijk. Zijn vraag is niet, hoe komen jullie zo machtig, hij denkt er kennelijk ook niet aan hoe hij het verdwijnen van de gevangenen zal verklaren, terwijl hij zich niet van het leven beroofd heeft; nog geen 5 minuten geleden was het grootste probleem in zijn leven. Maar dat alles valt in het niet, bij het verkrijgen van antwoord op dit grote geheim: hoe kan ik zalig worden.

Het is niet alleen opmerkelijk, het is ook een belangrijke les: Het is niet te voorzien hoe de Heilige Geest te werk gaat, met eerbied gesproken; hoe de stokbewaarder tot bekering komt; hoe hij in het diepst van zijn ziel wordt aangeraakt, en zoals we dan zeggen, stil gezet wordt.

Want heel anders vergaat het Paulus en Silas in de twee volgende steden die ze aandoen, waarover we gelezen hebben.

In Thessalonica komen sommigen tot geloof, in Berea velen. Toch doen Paulus en Silas in beide steden precies hetzelfde. Ze gaan zoals ze gewoon waren, naar de synagoge, op de Sabbath, de zaterdag dus. En ze handelen met de aanwezigen uit de Schriften. Paulus toont twee dingen aan. Ten eerste dat de Messias moest lijden en sterven en opstaan uit de doden en dat Jezus die Messias is.
Paulus toonde aan dat de Messias moest lijden en opstaan uit de doden. Dat was bijzonder, want u weet natuurlijk, dat de Joden in de Messias altijd de Verlosser hebben gezien. De gezalfde, de Zoon van David die op zijn troon zal zitten, zoals David beloofd was in 2 Sam 7: “Doch uw huis zal bestendig zijn, en uw koninkrijk tot in eeuwigheid, voor uw aangezicht; uw stoel zal vast zijn tot in eeuwigheid”. Het volk Israel had al zoveel geleden, door hun eigen schuld èn door de haat der volken, dat het reikhalzend uitzag en -ziet naar die verlossing, waarin er vrede is voor Jeruzalem en dus vrede voor de wereld, waarin de koe en de berin tezamen zullen wieden en hun jongen neerleggen en de leeuw stro zal eten zoals een rund.
Zo’n vreemd verlangen is dat niet, en Paulus ontkent ook niet dat die Messiaanse toekomst er zal zijn; maar juist door de formulering, “dat de Messias moest lijden en opstaan” zegt hij als het ware, dat dat eerst moest gebeuren. Alleen al dat inzicht in de Schrift zelf, is onderdeel van het bewijs dat Jezus van Nazareth de Messias is. Jesjoea HaMesjiach.

In de Schrift is het te vinden, en dat is direct het grote verschil tussen die van Thessalonica en die van Berea. Die van Berea waren `edeler`, staat er kort weg,`van een goede soort` kun je het Grieks ook vertalen. En waarom waren ze edeler: omdat ze het woord ontvingen met alle toegenegenheid, onderzoekende dagelijks de Schriften of deze dingen zo waren. Ze doen aan bijbelstudie. En wel dagelijks. En ze speuren alles na wat Paulus heeft gezegd. En ze komen er achter, kennelijk, dat het waar is wat Paulus zegt. En derhalve nemen ze ook zijn woord aan dat Jezus de Christus is.
Dat Hij uit de doden opgestaan is, bewijst dat Hij de Zoon van God is; dat Hij lijden moest als de lijdende knecht des Heeren van Jesaja bewijst nu ook voor de bijbelstudiegroep uit Berea dat Hij de Messias, de beloofde Verlosser is. Hij is in het vlees gekomen.
Beproeft de geesten, of zij uit God zijn, schrijft Johannes in zijn eerste brief; en je herkent de geesten hieraan: “alle geest, die belijdt dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, die is uit God.” En verderop in datzelfde 4e hoofdstuk: “Zo wie beleden zal hebben, dat Jezus de Zoon van God is, God blijft in hem en hij in God”.

Voor die “edelen” uit Berea vallen alle stukjes nu op zijn plaats. O wat zou je graag je oor te luister hebben gelegd wanneer de Heere Jezus de Emmaus-gangers onderwijst. Ook zij waren zo teleurgesteld, en hoopten “dat Hij diegene was Die Israel verlossen zou”. En De Heere Jezus zegt dan: O onverstandigen en tragen van hart, om te geloven al hetgeen de profeten gesproken hebben! 26 Moest de Christus niet deze dingen lijden, en alzo in Zijn heerlijkheid ingaan? 27 En begonnen hebbende van Mozes en van al de profeten, legde Hij hun uit, in al de Schriften, hetgeen van Hem was. Nogmaals: daar had ik graag bij geweest. Maar het is ook een opdracht aan ons om net zoveel Bijbelstudie te doen, en de Heilige Geest, ik geloof het, zal ons daarbij aan de hand nemen.

Valt het u overigens op, luisteraars, dat ook de Heere Jezus de nadruk legt op eerst het lijden en daarna de heerlijkheid, dwz voor Hem, maar ook voor Zijn volk. Ik heb het bij andere gelegenheden al eens aangehaald, maar ik vind het ook zo opvallend, wat de Heere Jezus antwoordt, vlak voor Zijn Hemelvaart, als de discipelen vragen of de Heere in deze tijd het koninkrijk aan Israël weer zou oprichten. Hij zegt dan niet; heb je het nu nog niet begrepen? Nee, hij zegt – het gaat jullie niet aan de tijd te weten. Dus dat aardse herstel komt wel! Daar lezen wij nog wel eens overheen, als u begrijpt wat ik bedoel.

Voor de bijbelonderzoekers uit Berea is Schrift met Schrift vergelijken en het woord van Paulus de weg van de Heilige Geest om tot geloof te komen; voor de stokbewaarder in Filippi zijn ongelofelijke ervaring met gevangenen die niet vluchten.

De Joden die het Woord niet aannemen in Thessalonica worden ongehoorzaam genoemd, opmerkelijk. Het is kennelijk ronduit je plicht als je zo met de boeken van Mozes bent opgegroeid om aan te nemen wat daarin over de Heere Jezus wordt gezegd. En geldt dat voor de meeste van ons ook niet? Hoelang hebben wij het woord van de Heere God al, zondag aan zondag?

De Bijbel is een schatkist, niet alleen vanwege zijn waarde, maar ook vanwege de rijkdom aan detail, en steeds weer nieuwe juweeltjes die we erin kunnen vinden, als we er maar induiken.

Ik spreek de wens uit, dat dat ook uw en mijn favoriete tijdsbesteding mag zijn en worden.

admin

,

---

Commenting is closed for this article.

---