Psa 133:1
Samenzijn
Sommigen kennen Psalm 133 ook als Hebreeuws liedje: Hine ma tov uma naïm sjevet achiem gam jachad. Het is (een gedeelte van) vers 1 van die Psalm, woordelijk: zie hoe goed en hoe lieflijk (als) wonen broers ook tezamen (of als éénheid).
Nu is er over dat wonen iets te zeggen. Sjevet (of jasjaf, de vorm waaronder het in het woordenboek staat) betekent in deze vorm met name (gaan) zitten, blijven en ook wonen. Dat geeft een hele brede interpretatiemogelijkheid van dit vers: Immers het gaat niet om een lofzang op broers die toevallig in hetzelfde huis wonen. Die gedachte wordt met name gevoed door de berijmde versie uit 1773: “Ai, ziet, hoe goed, hoe lief’lijk is ‘t dat zonen van ‘t zelfde huis als broeders samenwonen”. ‘Zonen van hetzelfde huis’ is een omslachtige omschrijving van ‘broers’, dat niet alleen nu dubbel voorkomt, maar ten onrechte wordt de nadruk op het huis en samenwonen gelegd, althans in 21e-eeuwse oren…
Maar als we jasjaf opvatten in zijn `eerdere` betekenis van samenzitten, verblijven (en die vertaling is op tientallen plaatsen in het OT wèl gekozen), dan valt het licht plots op DE samenkomst, de Tent der Samenkomst en voor ons in het NT: de samenkomst van de gemeente. Hoe goed is het dat DIE broeders tezamen zijn. In het licht van de Tent: dan is ook duidelijk waarom het zo kostbaar is als de olie, die van de baard van Aäron neerdruipt… Daar gebiedt de Heere Zijn zegen (door de uitgestrekte handen van die priester).
Zoals een Franse vertaling het heeft: Ah, qu’il est bon, qu’il est agréable pour des Frères d’être ensemble!
Met dank aan Mevr Van Veen-Vrolijk