In een opniniestuk in het RD van 4 mei 2013 schrijft dr. Maarten Wisse (universitair docent aan de VU en de universiteit van Tübingen), dat het stil staan bij alleen het eigen leed bij Dodenherdenking haaks staat op de rechtvaardiging van de goddeloze. In het licht van de genade moet een mens weten dat er geen scherpe scheidslijn is tussen de goeden en de kwaden.
Maar is dat nu een reëel beeld van 4 mei? Doden herdenken is een vorm van rouw bedrijven. Die rouw bedrijf je over je eigen doden, ieder de zijne. En je betuigt respect ‘aan hen die vielen’ voor de vrijheid waarin wij nu mogen leven. In beide gevallen passen Duitse oorlogsgraven daar niet bij, lijkt me. Dat is de simpele analyse.
Maar het zit dieper. Er is wel degelijk een terecht moreel oordeel over het Nazisme. Dat was puur Kwaad. En die goddeloosheid wordt niet verzoend omdat het goddeloos is. Er loopt een diepe kloof tussen dat kwaad en het goed. Niet tussen mij en mijn medemens of vijand, maar wel tussen Wie ik wil volgen (maar wat o zo vaak niet lukt) en wie de Nazi’s (en 39 miljoen Duitsers in augustus ’34) wilden volgen.
Tot slot: Wisse komt tot een stuitende vergelijking: “Eigenlijk wordt een dodenherdenking op deze manier tot een politiek statement. Je laat zien zien wie er aan de goede en wie er aan de verkeerde kant staan, wie de rechtvaardigen zijn, en wie zondaars. Feitelijk lok je daarmee een vorm van geweld uit. Je herhaalt een patroon dat de oorzaak was van het oorlogsgeweld, de gedachte dat de ander overmeesterd of tenietgedaan moest worden.”
Met andere woorden: als je je uitgemoorde familie herdenkt en niet langs een Duits oorlogskerkhof wilt, bega je dezelfde daden als de Nazi’s. En je roept hun geweld ook op – dus wat je dan overkomt aan geweld, heb je ook nog eens zelf gedaan. Dubbele schuld.
Ik denk dat dit geen vruchtbare basis vormt voor een “gemeenschappelijke” herdenking.