Gedachten naar aanleiding van “Dit broze bestaan”, W.M. Dekker (2017)

3 March 2019, 23:17

De achtergrond van theïstisch evolutionisme, zoals we dat bij Dekker en ook Van den Brink tegenkomen is, dat de resultaten van de natuurwetenschappen ons dwingen om tot een herbezinning van ons geloof te komen in een schepping zoals die door Genesis 1 wordt verhaald. Immers, die natuurwetenschap kent geen schepping, geen ontstaan van de aarde in zes dagen of van homo sapiens in 1 dag. We moeten dan komen, zoals Van den Brink dat uitdrukte, tot een ‘harmoniemodel’.
Er is al veel gezegd en geschreven over de theologische gevolgen van zo’n stap. Ik wil in deze korte bijdrage uitzoomen en kijken naar welk wetenschapsfilosofisch gedachtegoed hieraan ten grondslag moet liggen.

Dekker zegt dat de empirische wetenschap hem heeft overtuigd, dat God evolutie heeft gebruikt bij de totstandkoming van leven op aarde. Dat is geen onaanzienlijke prestatie. Het is voor die waarnemende wetenschap niet gemakkelijk om iets te zeggen over zaken die zich aan onze waarneming onttrekken. We nemen immers geen evolutie waar van eencellige amoebe tot mens of van dode materie tot leven. De levensvormen worden in een ‘boom van het leven’ geplaatst, maar dat is onderdeel van de conclusie, niet de waarneming. Je kunt er geen experimenten over doen, je kunt het niet testen en niet toetsen. Evenmin als je een ‘big bang’ kunt nabootsen of waarnemen. Kosmologie en evolutieleer bevinden zich in het domein van de theoretische wetenschap, het vormen van gedachten, proposities (stellingen) en theorieën over de oorsprong der dingen.
Je neemt alleen in het heden waar en ziet bijv. variatie en verwantschap. Daaruit kunnen ideeën over de oorsprong worden geformuleerd, bijv gemeenschappelijke afkomst (evolutie) of gemeenschappelijk ontwerp (schepping).
Een theorie over de oorsprong van het leven is niet te toetsen, maar zelfs al zou dat zo zijn: hoe kun je een propositie aan de hand van experimenten ‘bewijzen’? Hoe bewijs je dat alle zwanen wit zijn? Met hoeveel bevestigingen? Je kunt alleen, door een zwarte zwaan waar te nemen, die stelling falsificeren. Aantonen onwaar te zijn. Dekker noemt zelf de wetenschapsfilosoof Karl Popper en in zekere zin is dat poor salesmanship. Popper heeft overtuigend laten zien, dat er geen bewijzen in de natuurwetenschappen mogelijk zijn, zoals in de mathematica. Alleen falsificatie.

Toch heerst er de gedachte, dat ‘wetenschap’ gelijk staat aan een soort Mega Encyclopedie van Vaststaande feiten. Terwijl de academische werkelijkheid er (gelukkig) een is van voortdurende beweging, stellingen, tegenstellingen, theorieën en debat (maar ook dogma en carrière). Ik ken een astronoom die mij vertelde dat hij tijdens zijn studie voor een artikel een kleine tien verschillende kosmologieën had verzameld die op dat moment op enige academische aanhang konden rekenen.

Maar, zou je kunnen zeggen, is het dan niet van belang dat er meer aanhangers zijn van de ene propositie dan de andere? Op p 12 van zijn boek zegt Dekker dat het in de Bijbelwetenschap vrijwel ‘common sense’ is dat de Bijbel het begrip creatio ex nihilo niet kent (schepping uit het niets). Vrijwel – dus er zijn kennelijk nog steeds afwijkende meningen. Over de waarnemingen in Genesis 1 komen wij hieronder nog terug. Maar het is eerst van groot belang om te bedenken wat de bizarre consequentie is van de opvatting dat de meerderheid van stemmen, ook stemmen van wetenschappers, van belang is (van doorslaggevend belang) voor het waarheidsgehalte van een propositie. Dat heeft nl ongekende gevolgen bij een zgn. Paradigm Shift, een algemene verandering van het wetenschappelijk denken. Bijv: de aarde staat niet in het centrum van het universum, maar alles draait op de zon. Als de meerderheid van de wetenschap of de wetenschappers zo bepalen wat waar is, dan betekent dat, dat ook de werkelijkheid verandert bij zo’n shift en de aarde dus vroeger in het centrum stond en daarvóór plat was! Wie geloofde er nu precies in een platte aarde …?

Alles komt aan op keuzes. Die bepalen je experimenten, en ook je waarneming zelf. Koningsveld liet in 1976 al zien (Het verschijnsel wetenschap), hoe onmogelijk het is om theorie-vrij waar te nemen. We zullen aan de hand van een aantal voorbeelden bezien, hoe het de keuzes zijn, die de waarneming sturen.

Taalspelen
Dekker noemt twee “taalspelen”, die van de (natuur)wetenschappen en die van het geloof. De een kan zeggen ‘de aarde draait om de zon’ en de ander ‘de zon komt op’. Zo kunnen beide een ware uitspraak doen over de werkelijkheid.
Het is interessant om te zien wat wij aan het licht kunnen krijgen over deze verschillen in taalspel, aan de hand van dit voorbeeld dat Dekker zelf een aantal keren noemt: ‘De zon komt op’ versus ‘de aarde draait om de zon’. Zijn deze waarheden nu uit verschillende taal’werelden’ afkomstig? Het is de wetenschap, d.w.z. Einstein die ons geleerd heeft hoe relatief alles is. Dat wil zeggen, dat bijvoorbeeld de beweging van een object altijd een beweging is in relatie tot een ander object. Elke beweging is te beschrijven vanuit elk object. In de astronomie is het dan ook gebruikelijk om de positie van de aarde ten opzichte van een ster uit te drukken in zgn Rechte Klimming (Right Ascension) en Declinatie, een assenstelsel dat op de aarde en niet op de zon is gebaseerd. Dus zelfs in astronomische zin is de ster Antares zojuist, terwijl ik dit schreef, opgekomen.
Er is nog een reden waarom we van dit taalspel-onderscheid geen hoge verwachtingen kunnen hebben, als autonome motor bij de uitleg van de Schrift. Een voorbeeld: “Het is avond geweest, het is ochtend geweest, de eerste dag”. Waar de eerste betekenis van de tekst niet erg obscuur lijkt (‘dit was de eerste scheppingsdag’), is het een keuze vooraf om die eerste dag tot een ander taalspel te benoemen, om daarmee een weg te banen voor een exegese die niet meer op die eerste betekenis van de tekst is gebaseerd (maar op iets anders). Niets in de tekst zelf doet die benoeming, of zelfs maar die suggestie. De taalspeligheid is derhalve onderdeel van de interpretatie, geen onafhankelijke grootheid die de uitleg stuurt. Ook dit is een keuze, die anders te maken is.

Nog een voorbeeld, nog iets verder ingezoomd. Dekker gaat uit van de natuurwetenschap, d.w.z. het leidend paradigma daarin op dit moment. En dus van de kosmologie van de ‘big bang’. Waar hij nog plaats ziet voor een godsbetrokkenheid bij een begin van leven op aarde kan dat geen schepping zijn uit het niets, maar is er een oerchaos en daar overwint God over. Deze betekenis moet dan ook worden gelezen in Gen 1.
Dekker geeft dan ook aan dat “de Geest van God zweefde boven het water” in Gen 1:2 anders vertaald moet worden. Die Geest komt in vers 2 niet van pas, omdat de aarde bedreigend is, in Dekkers visie. Ook omdat het Hebreeuwse tohoe wa wohoe bedreigend ‘klinkt’, vindt Dekker, en dat is volgens hem de bedoeling. Een gevoelig argument. Maar het is onduidelijk hoe die andere vertaling (“er stak een hevige storm op”) voor “roeach elohiem”, onderbouwd kan worden. Immers, “roeach” kan inderdaad behalve Geest ook wind betekenen (net als min of meer het Latijnse anima). Maar de combinatie “roeach elohiem” komt naast Gen 1:2 nog 13 keer voor in het Oude Testament en in alle gevallen gaat het om Diegene die werkzaam wordt over mensen. Nu gaat het in 1Kon 19:11 interessant genoeg over “een grote en sterke wind, die bergen spleet en rotsen in stukken brak, voor het aangezicht van de HEERE uit.” Daar zouden we dan toch een “roeach elohiem” mogen verwachten, maar het Hebreeuws heeft dan roeach gadolah w’chazaq. Meer dan 700 keer staat het woord Elohiem in de Tenach, in alle gevallen een zelfstandig naamwoord. In drie gevallen vertalen sommige nieuwere vertalingen iets anders dan God (of goden).

  • In Gen 30:8 verklaart Rachel de naam van zoon Naftali, doordat ze een naftoelei elohiem heeft gestreden met haar zuster. “Een zware strijd” zegt de HSV, maar SV: “worstelingen Gods”.
  • Jona 3:3 noemt Ninevé een ‘grote stad van God’. Omdat Stad van God op Jeruzalem moet slaan, vertalen nieuwere vertalingen dat als ‘een geweldig grote stad’. Maar hebben we het recht wel om dat te zeggen: immers in Jes 19 heeft de Heere het o.a. over ‘Mijn volk Egypte’. Omdat het lastig is, moeten we van Egypte geen Israël maken. We zien dat ook in het laatste voorbeeld:
  • Psalm 68:16 “Berg van God is de berg Basan..” HSV: De berg Basan is een machtige berg. Maar ook de moderne ESV heeft ‘O Mountain of God’, zelfs de Naardense Bijbel (“Berg Gods”).

Puur “empirisch” gezien heeft de vertaling “een stevige bries” dus zwakke papieren, het overgrote merendeel van de waarnemingen getuigt ertegen.

Je kunt niet onderbouwen dat de Hebreeuwse tekst geen Creatio ex nihilo leert. Alleen dat bepaalde interpretaties en vertalingen dat niet leren. Maar dat is eerlijk gezegd niet zo interessant. De eerste betekenis van de tekst is niet dat er een oerchaos is, en dat God daarmee gaat vechten. De eerste zin van Genesis is niet ‘In het begin was er chaos…’ Maar In het begin schiep God. Laten we de Bijbel maar bij Gen 1 vers 1 laten beginnen.

Tot slot, Dekker zegt in zijn voorwoord, dat mensen die hun verstand gebruiken op zijn ideeën moeten uitkomen. We zouden dat om kunnen draaien, en stellen, dat we verwachten dat mensen die hun verstand gebruiken op het tegenovergestelde van zijn ideeën uit zullen komen. Die stelling is zeker te verdedigen, maar niet het punt. Mensen, ook mensen die hun verstand gebruiken, hebben nl. verschillende standpunten. Precies omdat het dat zijn: stand-punten. En vanuit die punten bekijk je de wereld om je heen.

En je kiest gidsen voor jezelf. Dekker noemt o.a. Friedrich Nietzsche als gids bij ‘het adequaat uitleggen van de Bijbel’. Dat zal niet zonder invloed blijven.
Was is Gut? – Alles, was das Gefühl der Macht, den Willen zur Macht, die Macht selbst im Menschen erhöht.
Was ist slecht? – Alles, was aus der Schwäche stammt.
Zou dit ons kunnen helpen om ‘Hij deed wat slecht was in de ogen van de Heere’ adequaat uit te leggen?

JPvdV

,

---

Reageer

 
---